Vanuit de kat uit de boom kijk fase belandt de groep in de stormingsfase. De belangrijkste vragen die uitgekristalliseerd moeten worden zijn: Wie is hier de baas? Wat moet ik doen om erbij te horen? Hoe ben ik veilig? Het is de fase waar de pikorde bepaald moet worden. In welke mate kan ik invloed uitoefenen en in welke mate moet ik me aanpassen? Deze fase kan stormachtig zijn, ruziemakende kinderen, het hoort er bij. Het is nodig om te onderzoeken met elkaar wat wel en niet passend is in deze groep.
Voor leerkrachten erg belangrijk om te begeleiden. Niet om zelf centraal te staan en te bepalen wat wel en niet mag. Ga je zelf maar na. Wat gebeurd er als jouw directeur of jouw collega bepaalt dat jij vanaf morgen x of y niet meer mag doen. Wat doe je dan? Ga je het graag doen? Ga je het juist helemaal niet doen? Ga je het doen als niemand kijkt? Ga je achter zijn of haar rug om roddelen over dit ‘onzinnige’ idee.
Stormingsfase en ruzie
Dit gebeurt er ook in een groep waar van bovenaf wordt opgelegd hoe er met elkaar omgegaan moet worden. Dan gaat dit gedrag onder water. Soms is er een regel in de klas: ‘Wij maken geen ruzie met elkaar’. Wat doen we dan als we het niet met elkaar eens zijn? Of wanneer iemand iets doet wat ik helemaal niet leuk vindt? Of wanneer iemand voor mij wil bepalen wat ik wel of niet moet gaan doen? Precies…dat werkt niet. Ruzies zijn heel belangrijk om te maken. Sterker nog zonder openlijke ruzies kun je er van uitgaan dat het gedoe onder water belandt.
Help kinderen om goed ruzie te maken. Ruzie is in feite een ontmoeting op de grens. Ik vind dit en jij vindt dat. Hoe los je dit op een goede manier met elkaar op? Dat is wat de groep heeft te leren. Hiervoor kun je gebruik maken van het STORM-kaartje, maar natuurlijk kan elke andere oplossingsstrategie om kinderen te leren conflicten/problemen op te lossen gebruikt worden.
Vrede is het voortdurend oplossen van conflicten. Jitse Kramer
Het is bijzonder om je te realiseren dat vanuit de behoefte aan vrede we het conflict niet aan willen (of durven) gaan en daarmee leggen we juist de voedingsbodem voor conflicten…
Opstand
Ik moet denken aan klassen waar kinderen in ‘opstand’ komen als een leerling bijvoorbeeld even een rondje in de school mag lopen of ergens niet aan mee hoeft te doen. Je zou kunnen zeggen dat de norm in deze groep is ” we zijn allemaal hetzelfde en moeten allemaal op dezelfde manier behandeld worden”.
Stel dat je nu het gesprek voert met de klas: ‘vinden we dat iedereen in onze klas op dezelfde manier behandeld moet worden?’ En je zou alle kinderen laten zeggen wat er te zeggen valt. De uitnodiging is dat iedereen zijn gedachten daarover mag geven. Dat je elkaar laat uitpraten en dat er geen discussie is. Jij als leerkracht neemt een neutrale positie in. Je maakt je los van je eigen idee. Je wilt alle invalshoeken op tafel krijgen, ook die niet van jou zijn.
Als iedereen geweest is vat je samen wat je gehoord hebt. Niet herhalen wat die en die gezegd heeft, maar je koppelt terug wat er allemaal leeft in de groep. Neutraal. Door dit gesprek verzamel je actief de verschillende invalshoeken die er zijn. Omdat iedereen uitgenodigd wordt iets te zeggen, zonder dat er een discussie is, creëer je de veiligheid om niet uitgelachen te worden of wat dan ook.
Thema’s van de groep
Dit soort onderzoekende gesprekken zijn belangrijk tijdens de stormingsfase. Je luistert naar de thema’s die spelen in de groep. Waar zijn kinderen misschien wel bang voor? En willen ze daarom dat iedereen gelijk behandeld worden? Wat zit er in het groepsbewuste, de dingen waarvan iedereen op de hoogte is, en wat zit er in het groepsonbewuste, hetgeen waarvan niet iedereen op de hoogte is. Wat ‘mag’ wel en wat ‘mag’ niet. Wat mag ik wel vinden en wat mag ik niet vinden. Welke ideeën worden er gedeeld en welke blijven achterwege. Welke gevoelens mogen er zijn, en welke liever niet.
Gebruik deze fase om zicht te krijgen op wat er in jouw groep leeft. En luister daarbij vooral naar de dingen die zachtjes of met luide stem gezegd worden. Dat zouden wel eens hele belangrijke dingen kunnen zijn.
Blaas de gesprekskring nieuw leven in. Niet met praten over wat je gedaan hebt in het weekend. Maar over een thema dat je oppikt uit de groep. Stel een mooie startvraag en inventariseer dat wat er leeft in de groep.
Wat leeft er in jouw groep? En wat gebeurt er als iedereen de ruimte krijgt om zijn gedachten daar over te uiten?
met een verschillige groet,
Jelly