Afgelopen week kwam er een vraag in onze licentie specialisten app groep voorbij. Het betrof een vraag over straattaal die de school in geslopen was en dat de groep helemaal niets kon met een oefening als de complimentensleutel. Het leverde vooral veel ongemak op bij de leerlingen…
Jemig dacht ik, als je dus zo gewend bent om elkaar namen te geven, elkaar negatief te bejegenen dan heb je werkelijk geen idee hoe je hier mee omgaat. Mijn eerste vraag is dan altijd (beroepsdeformatie):
Wat is de hulpvraag van deze klas, leerkracht en school?
Wat is de situatie?
Zie een groep 7 of 8 voor je. Een klas vol leerlingen die moeiteloos de kleinste afwijking benoemen, vaak met een brutaliteit waar je als volwassene soms stil van wordt. Rood haar? Ginger! Iets kleiner dan gemiddeld? Dwerg! En op het moment dat je aan de slag gaat met iets als een complimentensleutel wordt het ineens ongemakkelijk stil. Een oefening waarbij ze elkaar positieve feedback moeten geven voelt voor hen ongeveer net zo natuurlijk als met mes en vork een pizza eten.

Kernkwadrant
In mijn hoofd begin ik als eerste met een kernkwadrant. Als je kijkt naar deze groep door de bril van het kernkwadrantenmodel van Ofman, dan zou je kunnen zeggen dat hun kwaliteit ‘directheid’ is. Ze zijn eerlijk, to the point en draaien nergens omheen. Maar deze kwaliteit schiet door in: botheid. Ze zeggen dingen zonder filter, soms pijnlijk direct. De uitdaging voor deze groep is om die directheid te behouden, maar dit wel te combineren met respect en empathie. En hun allergie? Dat zal iets zijn van omfloerst taalgebruik of overdreven vriendelijkheid die niet oprecht voelt.
Je zou ook kunnen stellen dat deze groep heel scherp en alert is. Ze observeren feilloos. Weten de vinger op de zere plek te leggen, maar schieten daarin door en dat wordt dan kritiek of negativiteit. De uitdaging voor de leerkracht is om deze (te) scherpe blik om te buigen en vooral de kwaliteiten te benoemen. Dus voorbeeldgedrag te laten zien.
Straattaal: wat is het eigenlijk?
Dus de eerste tip is om directheid te waarderen en te sturen. Vraag ze bijvoorbeeld niet alleen ‘wat was stom’, maar ook: ‘wat vond je slim aan hoe hij dat deed?’ Maak van hun scherpte en eerlijkheid een krachtbron, geen valkuil. Direct en eerlijk mag, als het met respect gebeurt.
Straattaal is een mix van woorden uit andere talen, afkortingen, en creatieve verbasteringen, vaak afkomstig uit hiphop- en jeugdcultuur. Het is snel, stoer, scherp en vooral: gericht op status in de groep. Je scoort punten met een goede comeback of scherpe opmerking, niet met zachte woorden. Complimenten? Dat past niet in het spelletje van wie het gevatst is.
Bovendien is straattaal continu in beweging. Wat vandaag populair is, kan morgen alweer ‘cringe’ zijn. Woorden als ‘sus’, ‘cap’ of ‘no cap’ worden door leerlingen met dezelfde vanzelfsprekendheid gebruikt als de schoolbel gaat. Het geeft ze een gevoel van saamhorigheid, een eigen taal waarmee ze zich onderscheiden van volwassenen. Maar het brengt ook scherpe randjes mee — het draait vaak om afkeuren, uitdagen en testen hoe ver je kunt gaan.
![Stoer en stiekem[89] Pesten op de basisschool](https://klassenkracht.nl/wp-content/uploads/2024/04/Stoer-en-stiekem89.png)
De norm in groep 7/8: afwijkingen spotten
In de bovenbouw is erbij horen cruciaal. Alles wat afwijkt, wordt benoemd — vaak met straattaal, want dat maakt het extra stoer. Een bril, een beugel, een net iets andere manier van lopen: het wordt een label. En ze gebruiken die labels als sociale lijm én als meetlat: wie staat waar in de rangorde? Het is niet persoonlijk (al voelt dat voor jou als leerkracht soms wel zo), het is een manier van overleven in een complexe groepsdynamiek.
Laatst vertelde een leerkracht mij hoe haar leerlingen tijdens een gymles bijna moeiteloos elkaar becommentarieerden. “Jij kan echt niet vangen.” “Bro, jouw sprong was echt slap.” Maar zodra ze na afloop moesten zeggen wat ze goed vonden aan een klasgenoot, werd het muisstil. Eén leerling zei: “Ja, dat is toch raar?” Raar, omdat ze niet gewend zijn om elkaar positief op de voorgrond te zetten. Raar, omdat het kwetsbaarheid vraagt in een wereld waar stoer doen de norm is.
Waarom complimenten geven zó moeilijk is
Vraag ze om een ander een compliment te geven, en je krijgt blikken alsof je net hebt gevraagd of ze vrijwillig hun TikTok-account willen verwijderen. Complimenten geven voelt kwetsbaar. Je geeft een ander een podium, en daarmee maak je jezelf even kleiner. Bovendien: het voelt ongemakkelijk, want stel dat iemand het niet cool vindt wat jij zegt? Dan kun je zelf het volgende mikpunt worden.
En dan speelt ook de groepscultuur mee. In een klas waar vooral afkeur wordt uitgesproken, voelt het geven van een compliment als uit de pas lopen. Dat kost moed. Het is makkelijker om te blijven meedoen aan het benoemen van wat niet klopt.
Wat kun je doen als leerkracht?
- Maak het bespreekbaar. Vraag ze wat ze eigenlijk bedoelen met woorden als ‘ginger’ of ‘dwerg’. Waar komt het vandaan? Wat doet het met iemand? Dit levert soms verrassend eerlijke gesprekken op. Vaak hebben kinderen niet eens door hoeveel impact hun woorden hebben.
- Gebruik humor. Lach mee om het ongemak, maar benoem ook het effect. Bijvoorbeeld: “Dus… als ik nu ‘kale’ zeg tegen meester Piet, vindt hij dat vast gezellig?” Met humor maak je het luchtig, maar je maakt ze tegelijk bewust.
- Laat ze complimenten geven via een speelse omweg. Bijvoorbeeld: schrijf een anoniem compliment op een briefje voor iemand anders in de klas. Of maak er een ‘rap battle’ van met alleen positieve teksten. Het moet in hun taal en vorm passen. Ook kun je een ‘complimentenketting’ maken: elke leerling schrijft iets aardigs over de volgende leerling in de kring.
- Geef zelf het goede voorbeeld. Gebruik regelmatig kleine, oprechte complimenten in de klas. Laat zien dat het normaal is, en vooral: dat het niet ‘suf’ is. Laat ook merken dat je zelf complimenten kunt ontvangen zonder te schutteren, en laat ze zien dat dat juist krachtig is.
- Bepaal samen de regels. Wat mag wel, wat niet? En waarom? Laat ze daarover meedenken, zodat het hun eigen afspraken worden. Dit geeft ze eigenaarschap, en dan is de kans groter dat ze zich eraan houden.
- Blijf geduldig. Het omkeren van een cultuur kost tijd. Verwacht geen wonderen na één les. Maar door het te blijven benoemen, oefenen en zelf voor te leven, zaai je wel het zaadje dat later groeit.
Tot slot:
Accepteer dat groep 7 en 8 af en toe een jungle is. Maar een jungle waar jij als leerkracht wél de ranger bent. Gewapend met humor, geduld en een flinke dosis relativeringsvermogen. En wie weet… hoor je over een paar weken ineens: “Juf, dat was echt een goeie uitleg.” Kijk, dan heb je ze. 😉
En mocht het je even te veel worden? Bedenk dan: ook die stoere straattaalgebruikers zijn gewoon kinderen die, als ze thuiskomen, nog steeds een knuffel van hun ouders willen. Alleen zullen ze dat natuurlijk nooit toegeven. No cap.
Hoe ga jij om met straattaal in jouw klas? Ik hoor het graag!
Met verschillige groet,
Jelly.