“Neeee doe dat niet!” roept Alex
Een paar verschrikte ogen kijken op. Otto lijkt zich van geen kwaad bewust. Ik bevind me in een groep 1/2 waar kinderen in verschillende hoeken aan het werk zijn. 

In de bouwhoek ontstaat een enorm bouwwerk. Hij wordt hoger en hoger. De jongens hebben zichtbaar plezier in het steeds hoger maken ervan. Ik probeer uit te vinden wat ze aan het doen zijn. Gewoon bouwen om te bouwen of leidt het nog ergens anders naar toe. Na verloop van tijd ontdek ik hun doel: het wordt een hele grote roetsjbaan om auto’s van boven naar beneden te laten roetsjen.

Ik geniet van de blije koppies. Voor de kleinste een pittige uitdaging: Hoe krijg ik nu m’n autootje erbovenop als ik zelf kleiner ben dan de racebaan. 

Ik denk: pak een stoel…maar ja ik weet niet wat de regels zijn dus ik bemoei me er maar niet mee want die pakken ze niet. Of valt dat tegenwoordig onder ‘te gevaarlijk’?  Sorry een zijpad 😃.

    Samenwerken samenspelen

    Er ontstaat gedoe

    Het is tijd om op te ruimen.  Alex zit bij de kast en ruimt de blokken heel netjes op. Hij doet dat echt goed. Op het moment dat Otto er ook een blok in wil leggen, roept Alex heel hard: Neeee doe dat niet! Otto kijkt verschrikt en pakt nog wel blokken van de toren maar legt ze voor zich neer op de grond. Er is nog een 3e jongetje dat doet wat Otto doet. Ook komen er jongens die graag willen meehelpen maar dat vindt Alex allemaal geen goed idee. Dat wordt te vol. En daar geef ik hem geen ongelijk in. 

    Ik zie dat Alex redelijk dominant overkomt in zijn gedrag en dat andere kinderen daarvan schrikken of dat er een strijd kan ontstaan wanneer een leerling dit niet pikt. Dat wordt vaak gezien als ‘haantjesgedrag’. 

      In gesprek met de boys

      Ik ben nieuwsgierig en loop naar de jongens toe, begroet ze en vertel wat ik zag. Ik zie dat jullie samen aan het opruimen zijn en dat jullie net even gedoe hadden over wie wel of niet een blok in de kast legt. Klopt dat? Alex geeft aan dat hij de blokken in de kast legt en niet wil dat Otto dat ook doet. Dus vroeg ik aan Alex en aan Otto hoe ze op een fijne manier kunnen opruimen, hoe ze samen kunnen werken? Otto kwam meteen met  oeen voorstel: Ik kan de blokken pakken en aan Alex geven. Otto, nog een jongste kleuter, had duidelijk meer taal voorhanden dan Alex (oudste kleuter). Alex stemde in met dit plan. In harmonie gaan ze samen verder met opruimen.

      In dit kleine fragmentje valt al veel te zien. Iets over verschillen in persoonlijkheid, temperament van de kinderen, ideeën over samen opruimen, hoe de taakverdeling gezien wordt, hoe de onderlinge relaties gezien worden (oudste versus jongste kleuters), hoe Alex kijkt naar de wereld om hem heen (Ik+,Jij-), hoe Otto kijkt naar de wereld om hem heen (Ik+, Jij+), onvoldoende taal hebben om het samenwerken vorm te geven, misschien wel: ik kan dit beter versus ik wil graag helpen, mijn steentje bijdragen. 

      Wat doe je?

      Stel jij bent de leerkracht en je hoort “Neeee doe dat niet!” uit de bouwhoek komen. En deze schreeuw komt bij een leerling vandaan die soms nogal bepalend kan zijn. Hoe zou jij hierop reageren? Wat zou je eerste impuls zijn?  

      • Reageer je op de verschrikte ogen van Otto en spreek je Alex aan op zijn gedrag?
      • Reageer je op de harde stem van Alex
      • Schat je de situatie in en los je het op door het te sussen?
      • Schat je de situatie in en vertel je wat  Alex en Otto wel of niet moeten gaan doen? 
      • Negeer je het?
      • Nog anders?

      Zoals ik de situatie kon inschatten wil Otto helpen met opruimen. Dat is ook de afspraak. Als we klaar zijn met spelen dan ruimen we samen op. De taal lijkt nog te ontbreken bij deze twee kinderen (kleutergroep) om het samen opruimen met elkaar te regelen, om elkaar te vertellen wat er aan de hand is en hoe ze dat het beste kunnen oplossen. Terwijl ik dit opschrijf denk ik: als je hier een T-kaart van hebt in je klas dan zou de vraag zijn bij het samen opruimen: Wat zie ik dan en wat hoor ik dan. Dan zou je als leerkracht voordat de kinderen gaan opruimen deze T-kaart erbij pakken en de vraag stellen: 

      • Hoe gaan we samen opruimen? 
      • Wat hoor ik je dan vragen of zeggen?
      • Wat zie ik jullie dan doen?