Gedrag is besmettelijk en hoe je daar in deze fase positief gebruik van kan maken.

Kinderen die op de gang hebben gewerkt komen de klas in. De meester zegt op vriendelijke toon: “Weten jullie het nog? Binnen is…Beginnen”, roepen de kinderen in koor met een glimlach op hun mond. En je ziet ze direct naar hun tafel gaan of hun spullen opruimen.

Voor de klas staat een jonge startende leerkracht. De directeur die ik spreek is erg blij. We hadden een gesprek over een begeleiding maar ik moest echt even een kijkje nemen bij deze leerkracht. 

“Ik zie dat jij je tafel een kwartslag hebt gedraaid Maartje. Kun je vertellen waarom je dat gedaan hebt”. Maartje kijkt de leerkracht met grote ogen aan. Ik heb de indruk dat de raderen in haar hoofd overuren maken. Heb ik iets gedaan wat niet mag…of wel…uhh wat is hier tactisch het beste antwoord… (mijn gedachte erbij hè…)

De leerkracht herhaalt de vraag nog een keer op een vriendelijke en uitnodigende toon. Voorzichtig zegt ze: “Boris maakte grapjes”. 

“En… vond je de grapjes van Boris niet leuk of vond je dat hij de grapjes niet op een gepast moment maakte”. Hier moet Maartje even nadenken. “De grapjes waren niet op een gepast moment”. 

“Wat goed dat jij je tafel hebt omgedraaid. Wat een goede keuze heb jij gemaakt”.

Er verschijnt een glimlach op het gezicht van Marije. 

En Boris blijft ook heel. Want Boris zijn grapjes zijn wel leuk maar het moment was gewoon niet zo handig. 

Wow…verbindende taal…ik ben onder de indruk…

“Van wie is die map op dat krukje?”, vraag de meester vriendelijk. 

Een meisje steekt haar vinger op.

“Ben je klaar met het mapwerk of nog niet?

“Ik ben klaar”

“Dan mag je de map in de kast zetten. Goed gewerkt hoor. En als je nog niet klaar bent met mapwerk, is dat ook helemaal goed want er is vanmiddag ook nog maptijd”, en wijst op het planbord naar het onderdeel maptijd. 

En terwijl ik hiernaar luister en om me heen kijk (veel dingen zijn visueel gemaakt, geen dagplanning op het bord, maar een hele weekplanning zodat kinderen ook vooruit kunnen kijken), realiseer ik me dat verbindende taal meestal het eerste is wat sneuvelt in een moeilijke groep. 

De zinnen worden korter:

Ruim dat op. Ga zitten. Nee ik wil niet dat je praat. Wat ga je doen? Nee ga zitten. Heb ik je iets gevraagd? En ga zo maar even door. We belanden in de ‘hou op – schei uit’ modus. 

In moeilijke situaties staan we steeds minder open voor initiatieven van kinderen. We zijn op de een of andere manier dan voorgeprogrammeerd op dat wat er mis of verkeerd kan gaan en daar anticiperen we dan al op. Een leerkracht die het initiatief van een kind niet volgt, voelt zich niet gezien, niet gewaardeerd of erkent. Zo zie ik regelmatig kansrijke contactmomenten in de kiem gesmoord worden omdat de leerkracht die situatie negatief in kleurt. 

Contact-initiatieven van kinderen zijn vaak bedoeld om contact te maken en niet om ‘rot’ te doen. Afstemmen is op een positieve manier ingaan op wat een kind je aanreikt. Door het te ontvangen kun je nagaan of je het goed begrepen hebt. O ik zie dat jij de spullen al in de prullenbak wilt gooien, klopt dat? Als je nog heel eventjes luistert naar wat ik wil zeggen dan kun je het daarna weggooien. OK? En daarmee vraag je om een instemmende reactie van de leerling.  

Zo vroeg een leerkracht mij laatst waarom je kinderen niet op hun nummer mocht zetten voor de hele klas. Dat mag je natuurlijk wel doen. Alleen de vraag is wat wil je kinderen leren? Past dat bij je kernwaarden? Stel dat je respectvol met elkaar omgaan belangrijk vindt. Is dit dan gedrag wat daarbij past? En jij bent rolmodel. Kinderen kijken naar wat jij doet. Als jij dit zegt maar dat doet….

Bij alles wat we waarnemen of horen, vindt ook automatisch een belichaming plaats in ons brein. Herken je dat, dat als je iemand ziet gapen dat je dan ook spontaan begint mee te gapen? Gapen is besmettelijk. Net als hoesten. Er wordt nergens zoveel gehoest als in een concertzaal. Sommige wetenschappers geloven dat dit te maken heeft met spiegelneuronen. Dit zijn neuronen in onze hersenen die actief worden wanneer je waarneemt wat iemand anders doet. 

Wanneer we naar andere mensen kijken, wordt er in ons brein de bijbehorende hersengebieden geactiveerd. Het kan gaan om gevoelens (boosheid of vreugde), zintuiglijke ervaringen (horen, zien, aanraken, ruiken proeven), motorische (rennen, terugdeinzen) of zelfs autonome fysiologische reacties (bv hartslag, hormoonhuishouding, ademhaling, zweten).

Dat betekent dat als je als leerkracht vooral bozig praat (is directief, korte zinnen) je ongemerkt een negatieve sfeer verspreidt. Het is namelijk besmettelijk. 

Ik wens je een fijne week met veel mooie verbindende momenten! 

En als jij mooie verbindende momenten hebt…laat ze hieronder achter in het commentaarveld

Met een verschillige groet,
Jelly