Laatst vertelde een leerkracht mij dat ze na aanleiding van de training Klasse(n)Kracht met haar klas aan de slag gegaan was om vanuit de vraag ‘Wat voor klas willen we met elkaar zijn’ over te stappen op de afspraken en de regels. Deze had ze vervolgens opgehangen en regie op gevoerd. Ik vroeg haar of ze ook aandacht had besteed aan de missie van de groep, voor mij het hart van de groep, het verlangen. Ze keek me aan en zei: “Nee, dat heb ik niet gedaan en ik moet je eerlijk zeggen dat ik er onlangs achter kwam dat dat ook hetgeen is dat ik mis”. Ze realiseerde zich zo gaandeweg dat de regels en de afspraken het doel leken te zijn ipv dat het een middel is om een ander, hoger doel te realiseren. Ik kom dit regelmatig tegen. Ondanks mijn enthousiaste uitleg daarover, blijkt het makkelijker om de regels met elkaar af te spreken en op te hangen dan het bovenliggende verlangen.

KompasJe verlangen als kompas. Doelgericht je koers volgen. Voor mij is hij zo belangrijk, want het bepaalt wat ik wel en wat ik niet doe. Hij is voor mij ook actueel. Er zijn steeds meer leerkrachten, scholen die enthousiast raken over klassenkracht. Of zoals laatst iemand verwoorde: “unaniem kozen we voor het traject van ontwikkeling van ons als leerkrachten en niet voor een voorgekauwde methode”. Ha! En dat traject van ontwikkeling, ging dus over klassenkracht. En dan moet je weten dat ik er alles aan gedaan had om het team tegen me in het harnas te jagen. Hoe? Door allereerst een uur te laat van huis te gaan, waardoor ik moest bellen dat ik een denkfout in mijn brein had geplaatst. Ik moest om 08.15 uur op deze school zijn, terwijl ik er vertrektijd van had gemaakt. En vervolgens sta ik op de goede straatnaam, maar in een verkeerde gemeente….pfff het is soms niet makkelijk hoor om mij te zijn :).

Maar goed…je verlangen als kompas, doelgericht je koers volgen… Zo was ik afgelopen week bij een leerkracht die halverwege het jaar een klas had overgenomen. Omdat de school werkt met KlassenKracht is zij gestart vanuit de vraag: wat voor klas willen we met elkaar zijn. Uiteindelijk kwam het neer op: Iedereen hoort erbij. We zijn vriendelijk tegen elkaar. We willen rust in de klas en je bent verantwoordelijk voor je eigen gedrag. (De leerling die overigens het onaardigst is naar medeleerlingen vond het belangrijk dat “we vriendelijk tegen elkaar zijn”. Blijft fascinerend hoe het verlangen lijnrecht tegenover het waarneembare gedrag staat). De leerkracht vond dat er al veel goed ging, maar waar ze graag aan zou willen werken is het treiterige gedrag van sommige kinderen. Dus verzonnen we ter plekke het volgende:

  1. vredemakersBespreek samen met de klas je observatie. Vraag ook hoe zij dit punt ervaren. Inventariseer samen met de leerlingen waar jullie het over hebben: wat vinden wij treiterig gedrag, en wat vinden wij vriendelijk gedrag. Je kan dit verbinden aan een kleur. Bijvoorbeeld Rood gedrag en Groen gedrag. (Zie foto hiernaast die ik tegen kwam op pinterest over rood en groen gedrag).
  2. Je vraagt naar concrete voorbeelden van zowel treiterig gedrag als vriendelijk gedrag. Je noemt daarbij geen namen. Het gaat erom dat beschreven wordt wat je dan ziet of hoort.
  3. Dan stel je de vraag: Welk treiterig gedrag laat jij wel eens zien in of buiten de klas en welk vriendelijk gedrag laat jij wel eens zien in of buiten de klas (denk aan thuis, buiten, plein, sportclub). Dit laat je ze met elkaar bespreken in hun tafelgroepen.
  4. Daarna bespreek je weer met elkaar wat voor effect dat heeft op het je prettig voelen in de groep.
  5. Dan leg je de verbinding met de missie en de afspraak: We zijn vriendelijk tegen elkaar. Welke redenen kunnen we bedenken waarom we dat soms doen? Dit laat je ze bedenken in hun tafelgroepen.
  6. Welke oplossingen kunnen jullie bedenken om vriendelijk met elkaar om te gaan, ook als er ….. (en dan kun je dit verbinden met wat ze als reden genoemd hebben).
  7. Je zou dan zelfs nog ieder kind een persoonlijk doel kunnen laten opstellen,maar dat is misschien in een keer ook wel een beetje veel van het goede. Dat zou je later ook nog kunnen toevoegen.
  8. Dagelijks besteed je er aandacht aan door naar voorbeelden te vragen van vriendelijk gedrag. Dit kan je bijvoorbeeld doen door elk dagdeel 3 namen van kinderen te trekken waar de andere leerlingen op letten om vervolgens terug te koppelen op welk vriendelijk gedrag je ze ‘betrapt’ hebt.
  9. Ik geloof erg in dat alles wat aandacht krijgt groeit. Mocht het zo zijn dat er toch nog treiterige momenten zijn dan kun je met deze leerling naar de woorden bij treiterig gedrag gaan staan en de vraag stellen, waar hoort dit gedrag thuis? En wat zou jij in deze situatie anders kunnen doen? Voor welk groen (of blauw of…) gedrag kun je kiezen.

 

Veel plezier ermee. Je kunt volgens mij elke willekeurig doel voor jouw klas kiezen en deze werkwijze erop los laten. En je kunt dit natuurlijk in stappen opbouwen. Dit hoeft niet allemaal in een keer aan bod te komen.

O ja, hier wordt het middel wel ineens het doel…maar dat is dan ook weer een middel om het hogere doel te realiseren :).

Een verschillige groet,

Jelly.