Dit had ik wel ongeveer verwacht zei hij terwijl zijn lip trilde…

Ik neem je even mee naar de situatie. Een juf en een klas. Vier kwadranten. (bron: leerkracht die een oefening doet uit de kanjertraining).

Het ene kwadrant staat voor: vriendelijk, bescheiden, meelevend en als je daar te ver in doorschiet onderdanig, klagen, meehuilen met de wolven in het bos.

Het tweede kwadrant: humor, optimisme en als je daar te ver in doorschiet dan ben je clownesk, overdreven.

Het derde kwadrant: leiding nemen, ondernemend en als je daar in doorschiet dominant, overheersend, over de grenzen heen van anderen.

En het vierde kwadrant: je bent te vertrouwen, je gaat respectvol om met anderen.

Eén leerling staat centraal. Je checkt bij de leerling of het OK voor hem of haar is. De vraag die gesteld wordt is: Wie wil er weten hoe we over je denken, hoe we je zien?

 

Zou jij dit willen weten?

Hoe je collega’s over je denken? Zou je een dergelijke oefening aandurven. Ik vind het sowieso al bijzonder moedig dat kinderen dit durven. Daarom is het ook erg belangrijk om een dergelijke oefening goed te begeleiden.

De kinderen leggen een blokje (of andere items) op de plek die ze vinden passen bij het gedrag van die leerling. Leerling D. werd getrokken en hij gaf aan dat hij het ook graag wilde. Dus met zijn rug naar de klas, legden de kinderen de blokjes op verschillende plekken neer.

Toen hij zich omdraaide zag hij de blokjes best verspreid liggen. Dit was het gesprek dat volgde tussen de leerling en de leerkracht:

‘Dit had ik wel ongeveer verwacht’ zei hij met een trillende lip.

‘Volgens mij zie ik dat dit nog een soort van lastig voor je is’ zei ik.

‘Ja, ik hoopte dat ze anders lagen’ en hij keek me met waterige ogen aan.

 

Weet je nog hoe het vorig jaar was?

Ik moest aan het sociogram denken waarbij hij ook veel negatief gekozen werd. En aan hoe vaak het vorig jaar mis ging op het plein en dat dat nu echt stukken minder was. Dus ik zei:

  • “Weet je nog hoe het vorig jaar was? Hoe vaak het toen mis ging op het plein en dat dat nu bijna niet meer gebeurt.” 
  • “Dat we de pauzes niet meer iedere dag hoeven voor- en na te bespreken.” 
  • “Dat de medewerkers van de TSO niet meer dagelijks of zelfs niet eens meer wekelijks bij me langs komen na een pauze om te zeggen hoe ’t ging.” 
  • “Dat het houden aan spelregels en het verliezen veel beter gaat.”

D. kijkt me aan en ik zie hem denken.

“Ik denk dat we jou moeten laten zien hoe je vooruit gaat’ zeg ik. Ik vraag de andere kinderen weer een blokje te pakken en nog een keer een blokje neer te leggen maar dan hoe het was in groep 5.

Als D. zich de 2e keer omdraait liggen vrijwel alle blokjes bij de zwarte pet en een paar bij de rode pet. Wat een verschil met nu.

 

En dan komen de kinderen in actie:

  • ‘Je kunt nu al veel beter tegen je verlies.’ 
  • ‘Ik vind het nu fijn om met je te spelen. In de pauze daarnet ging het de hele pauze goed.’ 
  • ‘Ik kan nu goed met je werken.’ 
  • ‘Vorig jaar zag ik de zwarte pet bij je, nu denk ik meer de gele want ik zie dat je eigenlijk heel erg je best doet om erbij te horen Maar het lukt soms nog niet goed.’ 

Zowel de klas als D. zien en benoemen de groei. D. zit een stuk rechter op zijn stoel. Ik benoem hoe goed hij gegroeid is en hoe goed het is dat de groep het zo ziet en kan benoemen.

 

Kippenvel!

Ik weet niet hoe het jou gaat, maar ik krijg kippenvel van dit soort verhalen. De kracht van het opmerken, de kracht van het vragen stellen, de kracht van kinderen om ook het goede te kunnen blijven zien. De kracht van verandering.

Het is niet zo moeilijk om een kind weg te zetten op basis van ‘oud’ gedrag. Het kind de tools aanreiken om succesvol te kunnen zijn of worden. Een klas meenemen in die ontwikkeling. Echt dit is waar groepsdynamisch werken voor mij over gaat.

Welke leerlingen in jouw klas kunnen wel een handje gebruiken? Of misschien heb jij ook wel zo’n mooi verhaal. Ik hoor het graag.

Een verschillige groet,

 Jelly